Passchendaele Museum

Personenonderzoek pastoor Michiel Delrue

In april 1919 wordt Michiel Delrue, voor de oorlog onderpastoor in Geluveld, er aangesteld als dienstdoend pastoor. Op 21 december 1901 tot priester gewijd, geeft hij van 1902 tot 1911 les aan het Klein Seminarie te Roeselare waar hij wordt hij omschreven als intelligent, eigenaardig en achterdochtig. Daarna is hij drie jaar onderpastoor in Westvleteren. In 1927 wordt hij overgeplaatst naar Eggewaartskapelle en Zoetenaaie waar hij 30 jaar pastoor is. Van 1957 tot zijn dood in 1963 is hij erepastor in zijn geboortedorp Gullegem.  

Zijn overplaatsing in 1927 komt er niet zo maar. In 1921 wordt Léonie Keingiaert de eerste vrouwelijke burgemeester van België. In het landelijke Geluveld kunnen Léonie en pastoor Delrue het initieel goed met elkaar vinden, maar al gauw verwatert de relatie met een ware vete tot gevolg. Vaak wordt Léonie hierdoor, onterecht, een strijd tegen de kerk verweten. 

Het kenniscentrum van het Passchendaele Museum kon het unieke archief van Léonie inkijken en ontsluiten met de publicatie ‘Léonie, burgemeester tussen dorp en adel’ tot gevolg. In haar eerste bestuursperiode zijn het doen en laten van pastoor Delrue en Léonie sterk met elkaar verweven. Maar wie was nu Michiel Delrue, en waar loopt het zo verkeerd in Geluveld? Zet zich dit ook verder in zijn nieuwe parochie? Geef jij in een diepgaande onderzoek naar de persoon van Michiel Delrue uitsluitsel?

Contact: Simon Augustyn (wetenschappelijk medewerker Passchendaele Museum)

Analyse jachtrechten van de adel in het interbellum, casus Léonie Keingiaert

Hoewel de landadel na de Eerste Wereldoorlog aan invloed inboet, blijft voor hen de jacht een economische rol spelen. Tijdens het interbellum is het een belangrijke sociale activiteit voor kasteelheren en landadel.

Léonie Keingiaert de Gheluvelt, de eerste vrouwelijke burgemeester van België, is één van hen. Ze is uiterst bedreven in het verwerven van jachtrechten en de complexe organisatie van de wildvang op deze gronden.  Léonie spaart kosten noch moeite om zowel particuliere als openbare jachtrechten op te kopen. Het omvangrijke jachtterrein dat Léonie bijeensprokkelt, houdt ze echter niet voor zich alleen. Heel vaak organiseert ze jachtpartijen waaraan zowel lokale adel als jagers uit andere provincies en Noord-Frankrijk deelnemen. Soms verpacht ze gronden aan derden. Daardoor maakt ze winst op de initiële pachtprijs, soms meer dan het driedubbele. 

Het is moeilijk te bepalen of al deze investeringen en financiële constructies globaal gezien winstgevend waren. Enkel een diepgaande analyse van Léonies omvangrijke jachtarchief, dat vrijwel ongeschonden bewaard bleef en in bewaring werd gegeven aan het Passchendaele Museum, kan uitsluitsel geven over de rentabiliteit.

Contact: Simon Augustyn (wetenschappelijk medewerker Passchendaele Museum)

De impact van de Eerste Wereldoorlog op de rentabiliteit van grondbezit van de landadel, casus Léonie Keingiaert

De Eerste Wereldoorlog had voor de grootgrondbezitters van de Westhoek, veelal landadel, een grote impact. De totale vernieling betekende voor velen een langdurig tot permanent verlies aan broodnodige inkomsten.

Léonie Keingiaert de Gheluvelt, de eerste vrouwelijke burgemeester van België, is één van hen. Haar archief bestaat uit vele meters unieke documenten die sinds haar dood het daglicht niet meer hadden gezien. De kern bleef bewaard in het kasteel. Een tweede deel behoort toe aan de Vereniging van de Adel van het Koninkrijk België (VAKB), de erfgenaam van Léonie. Een derde stuk belandde in 2019 in het Passchendaele Museum als schenking. Zijn moeder had na Léonies dood enige tijd de financiën van het domein geregeld en de documenten, die voornamelijk over eigendommen en jachtrechten handelen, bijgehouden.

Door een grondig onderzoek op basis van dit (grotendeels gedigitaliseerde) archiefmateriaal, aangevuld met kadastraal onderzoek, kan een unieke analyse worden gemaakt over de rentabiliteit van naoorlogs grootgrondbezit in de Westhoek. Weinig archieven van de landadel geven immers een gedetailleerd overzicht op grondbezit, inkomsten en uitgaven als dat van Léonie Keingiaert.

Contact: Simon Augustyn (wetenschappelijk medewerker Passchendaele Museum)

Steenbakkerijen na de Eerste Wereldoorlog, casus Léonie Keingiaert

In de Westhoek kun je op geringe diepte kleilagen vinden die sinds de late middeleeuwen worden ontgonnen. Vlak na de Eerste Wereldoorlog is in dit totaal verwoeste gewest een grote vraag naar bakstenen. Logischerwijs wordt de lokale kleiontginning daardoor een uiterst profijtelijke zaak.

Léonie Keingiaert de Gheluvelt, de eerste vrouwelijke burgemeester van België, zou in Geluveld en Boezinge vanaf midden jaren 20 tot begin de jaren 30 een steenbakkerij uitbaten. Een deel van de productie in Geluveld zou ze voor zichzelf houden zodat de kosten voor de wederopbouw van haar eigendommen worden gedrukt. De rest moest vooral dienen als vlot toegankelijke bouwstof voor teruggekeerde Geluveldnaren en, initieel althans, voor de oprichting van gemeentelijke gebouwen. In Boezinge sloot ze een contract met de staat, die de stenen eveneens wou gebruiken voor de wederopbouw. Een hevige discussie en rechtszaak met haar medevennoot  leidde er echter tot een groot financieel verlies.

Léonies archieven bevatten meerdere bundels documenten over haar onderneming. Evenwel is het niet altijd even evident deze uitgebreide dossiers door hun veelheid aan informatie te doorgronden. Onderzoek en een grondige analyse van dit archief, aangevuld met andere bronnen, moet inzicht geven op de organisatie en rentabiliteit van Léonies steenbakkerijen en bijdragen tot het onderzoek over de rol van deze ondernemingen in de Westhoek na de Eerste Wereldoorlog.

Contact: Simon Augustyn (wetenschappelijk medewerker Passchendaele Museum)

Weverij Catteau-Gauquié

Jonkvrouw Léonie Keingiaert de Gheluvelt wordt in 1921 de eerste vrouwelijke burgemeester van België. Als adellijke dame kan Léonie op een behoorlijk kapitaal rekenen. Ze heeft dit voor een groot deel te danken aan haar moeder, Aline Catteaux, een dochter van een Kortrijkse fabrikant met sterke financiële vaardigheden.

Hoewel we bijzonder veel weten over Léonie Keingiaert is relatief weinig gekend over haar grootouders aan moeders zijde. Zij baatten de Kortrijkse weverij Catteaux-Gauquié uit die in de 19de eeuw internationale faam verwierf met verfijnde producten. Al in 1835 wordt de firma vermeld als vermaard vervaardiger van mechanisch gesponnen linnen, katoenen stoffen en damasten meubelstoffering. Ze valt in de decennia die volgen meermaals in de prijzen.

Léonies persoonlijke archief geeft bijzonder weinig inzichten op haar Kortrijkse grootouders. Enkel een diepgaand onderzoek kan meer inzicht geven op het belang van weverij Catteaux-Gauquié, haar positie binnen de Kortrijkse industrie en wat de onderneming op financieel vlak bijdroeg aan Léonies toekomstig kapitaal. Twee zaken verdienen daarbij bijzondere aandacht. Enerzijds is er onduidelijkheid over in hoeverre Aline Catteaux tijdens laatste jaren van het bedrijf een eventuele rol van betekenis speelde in het bestuur en de financiën van de weverij. Anderzijds is weinig gekend over de investeringen die Léonies overgrootvader Jean François Catteaux in de jaren 1840 deed in de teloorgegane Belgische kolonie Santo-Tomás in Guatemala, een opmerkelijk feit dat nog nooit nader werd onderzocht. De hele zaak zou ons onbekend zijn ware het niet dat Léonie en Aline in 1925 tevergeefs probeerden dit Guatemalteeks grondbezit te recupereren.

Contact: Simon Augustyn (wetenschappelijk medewerker Passchendaele Museum)